Gewetensconflicten

Werken voor de vijand, het tekenen van de ‘niet-Joodverklaring’, het verstrekken van kadastrale informatie aan de bezetter. In de Tweede Wereldoorlog werden medewerkers van het Kadaster soms voor zware keuzes gesteld. Het moet voor velen een moeilijke tijd zijn geweest.

Kaarten maken voor de vijand

Nadat Nederland zich op 15 mei 1940 had overgegeven aan de Duitsers, bleef Nederland 5 jaar lang bezet. Dit betekende dat veel overheidsambtenaren voor de vijand moesten werken, ook bij het Kadaster. De Topografische Dienst, waar alle landkaarten werden gemaakt, kwam geheel in dienst van de bezetter te staan. In november 1940 kreeg waarnemend directeur A. van Hengel ‘eervol’ ontslag en werd hij opgevolgd door Hauptmann Feige.

De Topografische Dienst was in die tijd gevestigd in Den Haag. Al gauw werden 6 medewerkers verplaatst naar de ‘Kartenstelle’ in Utrecht, de plek waar de Duitsers hun kaarten maakten. Voor het vele werk dat ze daar verrichten, kregen ze pas na veel gedoe een vergoeding. In 1943 werd ook de rest van de Topografische Dienst naar Utrecht verplaatst, zodat het personeel bij elkaar zat en niet meer heen en weer hoefde te reizen.

‘Foute’ landmeter helpt de Duitsers

In de avond van 13 mei 1940 arriveerden bij het Kadaster aan de Nieuwstraat in Arnhem enkele Duitse officieren. Ze waren in gezelschap van twee medewerkers van het Kadaster, onder wie landmeter ‘VdB’. Ze vroegen om stafkaarten van het gebied rond de Grebbeberg. Men had de kaarten echter goed opgeborgen, ze waren niet meteen te vinden.

Ingenieur-Verificateur De Korver werd van huis gehaald om, onder bedreiging van de dood, de kaarten te gaan zoeken. Maar ook hij kon ze niet vinden. Uiteindelijk zorgde landmeter Pieters ervoor dat het leven van De Korver gespaard bleef. Hij wist waar de stafkaarten lagen en overhandigde ze aan de Duitsers. Het incident is later gemeld aan de zuiveringscommissie voor mensen die tijdens de oorlog ‘met de vijand hadden geheuld’. Landmeter VdB werd per 16 mei 1945 ontslagen.

‘Niet-Joodverklaring’

Tijdens de bezetting wilden de Duitsers stapsgewijs de Joden van de Nederlandse samenleving isoleren. Met een ‘niet-Joodverklaring’ konden mensen aangeven geen Joodse voorouders te hebben. De verklaring moest naar waarheid worden ingevuld. Wie de verklaring niet tekende kreeg ontslag. In oktober 1940 kregen alle medewerkers van het Kadaster de ‘niet-Joodverklaring’ toegestuurd. Bijna iedereen vulde het formulier in en alle Joodse ambtenaren werden ontslagen. Velen zullen de verklaring met afschuw hebben ingevuld.

Sympathisant van de NSB

Nog een opvallend verhaal is een zaak die speelde bij het Tribunaal in Goes na de bevrijding. Het gaat over G.M., die schrijver bij het Kadaster was. Hij was 3 maanden lid of in ieder geval sympathisant geweest van de NSB. Hij schreef in brieven aan NSB-leider Mussert dat hij de beweging gunstig gezind was.

Tijdens de zitting sprak de verdachte opvallend dichterlijke taal. Het bleek dat hij Mussert tijdens de oorlog zijn gedichten had gestuurd, omdat hij ze via hem wilde publiceren. “Sommige mensen denken dat ik gek ben omdat ik gedichten schrijf”, verklaarde hij. Zijn raadsman zag er niet veel kwaads in en gaf aan dat het Kadaster hem graag terug wilde hebben. Het Tribunaal dacht ook in die richting. Zijn NSB-tijd werd hem vergeven en G.M. kon weer bij het Kadaster aan het werk.

Wilt u meer lezen?

Dit artikel is gebaseerd op het boek Het Kadaster in de oorlog van Zacharias Klaasse. U kunt dit e-book (pdf) aanvragen via onze afdeling Communicatie.

Vraag het e-book aan

Wilt u ook de andere artikelen over het Kadaster en de Tweede Wereldoorlog lezen?

Naar pagina Tweede Wereldoorlog