Voorbeeld van het verschil tussen de PBK en de gemiddelde koopsom

Stel, in februari van een jaar registreerde het Kadaster voornamelijk de verkoop van grote grachtenpanden met tuin, terwijl in maart veel kleine tussenwoningen van eigenaar wisselden. Hierdoor zal de gemiddelde koopsom in februari hoger liggen dan in maart. De cijfers bij dit voorbeeld zijn als volgt:

Gemiddelde koopsom

  • Gemiddelde koopsom over februari: € 260.000
  • Gemiddelde koopsom over maart: € 230.000
  • Verschil maart ten opzichte van februari: -11,5%

Gemiddelde WOZ-waarde (laatste peildatum)

  • Gemiddelde WOZ waarde over februari: € 250.000
  • Gemiddelde WOZ waarde over maart: € 215.000
  • Verschil maart ten opzichte van februari: -14,0%

Prijsindex Bestaande Koopwoningen (= gemiddelde koopsom / gemiddelde WOZ-waarde)

  • Prijsindex over februari: 1,040
  • Prijsindex over maart: 1,070
  • Verschil maart ten opzichte van februari: +2,9%

In dit voorbeeld is de gemiddelde koopsom in maart met 11,5% gedaald ten opzichte van februari. Dit betekent niet dat de waarde van woningen met 11,5% daalde. De verkochte woningen in maart zijn namelijk van mindere kwaliteit (tussenwoningen tegenover grachtenpanden). De prijsindex steeg zelfs met 2,9% in dit voorbeeld.

De WOZ-waarde daalde met 14,0%. De WOZ-waarde is de waarde die een woning heeft als u deze op de waardepeildatum (1 januari van het betreffende jaar) zou verkopen. Door verkoopprijzen van de in maart verkochte woningen (tussenwoningen) te vergelijken met de in februari verkochte woningen (grachtenpanden), vergelijkt u appels met peren.

Terug naar vorige pagina